Interview

Basisschool ’t Blokhuus in gesprek met de Ethiek Adviesraad: ‘Adaptieve leermiddelen vragen andere vaardigheden van de leraar'

Basisschool ’t Blokhuus werkt sinds twee jaar met een adaptief leerprogramma  voor reken-, taal- en spellingslessen. Leraren zien de voordelen: leerlingen worden op hun eigen niveau uitgedaagd en er is minder nakijkwerk. Maar ze zijn ook kritisch. De leerhouding van kinderen lijkt te veranderen en het lesgeven met adaptieve leermiddelen vraagt om andere vaardigheden. Leraren van ‘t Blokhuus legden hun zorgen en vragen voor aan de Ethiek Adviesraad.

In de Ethiek Adviesraad, opgericht door de PO-Raad in samenwerking met Kennisnet, zitten experts op het gebied van digitalisering, onderwijs en ethiek. Een paar keer per jaar komen ze samen om zich te buigen zich over ethische vraagstukken die voortkomen uit de digitalisering van het primair onderwijs. Eerder spraken ze al over de mogelijke rol van kunstmatige intelligentie in het onderwijs. Tijdens een  (online) bijeenkomst in de zomer van  2020 doken ze verder de praktijk in en spraken ze met leraren van ’t Blokhuus over de inzet van adaptieve leermiddelen.

Wat zijn adaptieve leermiddelen?

Adaptieve leermiddelen passen zich aan de behoefte van de leerling aan op basis van de antwoorden die hij of zij geeft. Hierdoor krijgt de leerling lesstof en opdrachten aangeboden die passen bij zijn niveau. Door de inzet van adaptieve leermiddelen willen scholen beter inspelen op de individuele behoeften van leerlingen. Voorbeelden van leermiddelen die adaptief werken zijn Snappet, Guinzy en Rekentuin. Deze maken gebruik van een vorm van Artificial Intelligence (AI).

Adaptieve leermiddelen op ’t Blokhuus

Jamilla van Dasselaar geeft les op ’t Blokhuus en werkt nu zo’n twee jaar met een adaptief leermiddel: “Vanaf volgend schooljaar werken bij ons alle groepen 5 t/m 8 met een adaptief leeprogramma. Hiermee  geven we onze rekenlessen, taallessen en spellingslessen vorm. Het wordt gebruikt voor de klassikale instructie en de verwerkingsopgaven voor de kinderen. Als leerkrachten bepalen we zelf wanneer we het programma inzetten en wanneer we kiezen voor een werkblad en dus verwerking op papier.”

Werkhouding kinderen verandert

Samen met haar collega’s merkt Van Dasselaar dat het programma de werkhouding van de leerlingen verandert. Ze lijken slordiger en minder kritisch te  werken. Van Dasselaar: “Doordat het programma direct aangeeft of een antwoord goed of fout is, worden kinderen gemakkelijker. Ze kijken hun werk niet meer kritisch na voordat ze doorklikken naar de volgende som. Ook is het voor sommige leerlingen lastig om met de directe beoordeling van de gegeven antwoorden om te gaan. Leerlingen krijgen per vraag plus- of minpunten. Wanneer het programma van mening is dat een leerling de vraag goed had moeten hebben, kan dit soms wel -60 punten zijn, wat enorm kan frustreren. Ook gebeurt het regelmatig dat kinderen tien sommen achter elkaar goed hebben en daar helemaal geen punten voor krijgen.”

Gaming the system

Inge Molenaar, universiteit docent aan de Radboud Universiteit, onderzoeker naar de rol van technologie in het onderwijs en lid van de Ethiek Adviesraad, schat in dat inmiddels zo’n 50 tot 60% van de basisscholen met een adaptief leermiddel werkt. Molenaar: “Dat is een snelle ontwikkeling als je bedenkt dat de eerste scholen zo’n zes jaar geleden hiermee zijn begonnen.”.

Ze herkent dat adaptieve leermiddelen het gedrag van leerlingen beïnvloeden: “Zodra je een algoritme toevoegt, wat bij adaptieve programma’s gebeurt, ga je gedrag uitlokken, namelijk het gedrag dat beloond wordt. Gaming the system wordt dat ook wel genoemd. Kinderen klikken bijvoorbeeld zo snel mogelijk door om het goede antwoord te krijgen. Of ze ontdekken dat je veel punten verliest als je de eerste vraag fout beantwoordt. Zeker slimme kinderen die het systeem snel doorhebben gaan hun gedrag dan aanpassen aan de manier waarop het systeem reageert. Als leraar kan je daarop inspelen, maar dat is niet eenvoudig. Dat vraagt onder andere om voldoende kennis over het programma en de werking van algoritmes.”

Autonomie van de leraar staat onder druk

Leraren van ’t Blokhuus merken dat het programma  invloed heeft op hun manier van lesgeven. Van Dasselaar: “Een deel van de rol van de leraar wordt door het programma overgenomen. We hoeven niet meer alle antwoorden na te kijken en dictees worden automatisch voorgelezen.” Maar dat betekent niet dat leraren niets meer te doen hebben. Integendeel. Van Dasselaar en haar collega’s zijn van mening dat het werken met digitale methodes vraagt om andere vaardigheden: “ Als leraren willen we de didactische en pedagogische vaardigheden die nodig zijn om kinderen te begeleiden in deze nieuwe leeromgeving verder ontwikkelen. We weten hoe we een fysieke methode kunnen aanpassen naar onze wensen. Maar met een digitale methode hebben we die ervaring nog niet.”

Molenaar reageert: “Bij de inzet van adaptieve leermiddelen staat de autonomie van de leerkracht onder druk.  Kijk naar het algoritme: daarin zou je mee moeten nemen wat leraren belangrijk vinden. Welke waarden willen zij naar voren schuiven? Als het systeem eenmaal draait, is er weinig ruimte om als leraar je eigen observaties uit de klas in te brengen. Terwijl je als leerkracht wel  veel zicht hebt op je leerlingen, dat is belangrijke informatie. De dynamiek tussen een systeem en de leerkracht en hoe je dat samenbrengt, zien we nog veel te weinig terug in de adaptieve leermiddelen van nu.”

Hoewel volgens Van Dasselaar feedback richting de makers van de software serieus genomen wordt, is duidelijk dat niet elke wens van een individuele school leidt tot aanpassingen in het programma. Jos Berens directeur van ’t Blokhuus heeft daar begrip voor. “Voorop moet staan dat aanpassingen in het programma voor iedere school waardevol zijn. En het liefst alleen aanpassen wat bewezen werkt.”

Niet klakkeloos toepassen

Wat kan je als individuele leerkracht zelf  doen om adaptieve leermiddelen goed in te zetten? Volgens Molenaar begint het bij kritisch kijken en vragen stellen. Verdiep je in het programma: hoe is het opgebouwd? Hoe gaat het om met feedback? Sluit het wel aan bij je visie en methode?  Net zoals ’t Blokhuus nu doet. Maar ook daar gaat dat niet vanzelf. Marwin van Diermen, leraar op ’t Blokhuus, ervaart zelf hoe makkelijk het is om het systeem gedachteloos? geisoleerd? toe te passen. “Met name bij zaakvakken gebeurt dat snel. Je geeft als leraar een korte instructie en de leerlingen gaan zelf aan de slag. Maar wat je dan bijvoorbeeld mist, is de mogelijkheid om de zaakvakken aan andere onderwerpen te koppelen. Of  kinderen met elkaar te laten samenwerken. Zo’n systeem kan ons lui maken.”

Slechts één van de tools in het repertoire van de leraar

Pedro de Bruyckere, als onderzoeker verbonden aan de Hogeschool Gent en de Universiteit Leiden, pleit ervoor om adaptieve leermiddelen te zien als één van de tools die een leraar in kan zetten. “Net als elke andere tool heeft een adaptief leermiddel voor- en nadelen. Dat geldt niet specifiek voor deze categorie leermiddelen. De effecten van beloningssystemen op het gedrag van leerlingen zien we veel breder in het onderwijs. Dat begint al bij de sterretjes en de zonnetjes die je in de kleuterklas kan verdienen en waarmee de intrinsieke motivatie onder druk kan komen te staan.” Zijn advies is dan ook om een adaptief leermiddel bewust in te zetten. “Gebruik het als één van de tools in je repertoire, waar je de mogelijke gevolgen en beperkingen van kent. Dan kan je het gericht gaan inzetten. Het programma leidt dan niet jou, maar jij leidt het programma. Op die manier krijg je een stuk van je autonomie terug.”

Geen nieuw spanningsveld, wel complexer

Hoewel de discussie rondom de autonomie van de leraar zich tegenwoordig veelal richt op digitale leermiddelen is dit spanningsveld niet nieuw. De Bruyckere plaatst het in een historisch perspectief: “In n de jaren 70 van de vorige eeuw bijvoorbeeld ging het over de vraag in hoeverre de leraar in staat was de onderliggende principes van een methode te doorgronden.”

Tegelijkertijd is de materie waarover we nu spreken  een stuk complexer geworden. Molenaar: “In een papieren methode kun je nog redelijk goed herleiden hoe keuzes gemaakt zijn. Bij digitale middelen is dat veel minder te zien. Je weet niet welke algoritmes erachter zitten. Dat is een zorgwekkende ontwikkeling. De algoritmes worden ook in toenemende mate minder transparant. Nu zijn er nog wel mensen die ze kunnen doorgronden, maar dat wordt steeds moeilijker naarmate de algoritmes ‘intelligenter’ worden. Het doorgronden en beoordelen van deze algoritmes is niet iets wat we binnen de professionaliteit van de leraar mogen verwachten. Daar moeten we landelijk regie op houden.”

Sectorbreed gesprek

Berens is blij met het gesprek met de Ethiek Adviesraad. “Het is een mooie aanvulling op het gesprek dat wij op ’t Blokhuus met elkaar voeren. Adaptieve leermiddelen klakkeloos inzetten, is de meest makkelijk weg, maar dat is niet wat we nastreven. We willen er bewust mee omgaan. Wat willen we met deze  leermiddelen bereiken en waar ligt het eigenaarschap van de leraar?” Berens wil dit gesprek ook graag sectorbreed voeren. “Met elkaar moeten we bepalen wat de waarde van een adaptief leermiddel is. Maar ook wat de attentiepunten zijn.”

Woorden voor waarden

Berens is één van de bestuurders die samen met de PO-Raad en Kennisnet over dergelijke vraagstukken nadenkt. Hij noemt het ‘waardenkader’, dat ontwikkeld wordt  door onder andere Kennisnet en SURF, als een belangrijk hulpmiddel om dit gesprek te voeren. Erwin Bomas, van Kennisnet licht toe: “Dit waardenkader moet ons helpen in het gesprek over publieke en onderwijswaarden bij de digitalisering van het onderwijs. In het waardenkader worden drie kernwaarden voor het onderwijs benoemd: rechtvaardigheid, menselijkheid en autonomie. Vanuit die waarden kan je doorredeneren naar normen en zelfs ontwerpprincipes.” Het kader is geen sturend instrument en het is ook niet ‘af’. Maar het biedt wel ‘woorden’ voor het voeren van een belangrijk gesprek over ethiek en ICT.

Bomas hoopt dat het lukt om hierin zoveel mogelijk samen op te trekken als onderwijssector. “De komende tijd gaan we met meerdere partijen in gesprek over het kader , van primair tot hoger onderwijs. . Hoe meer we samenwerken, hoe meer we een gelijkwaardige gesprekspartner zijn voor marktpartijen, overheden of andere organisaties. Dat helpt ons om gedeelde waarden te beschermen of bevorderen en de regie te houden op digitale ontwikkelingen.”

Hoe nu verder?

Bij ’t Blokhuus gaan ze komend schooljaar verder met de inzet van adaptieve leermiddelen. Ze weten nu beter hoe ze tegen de beperkingen en effecten van het programma aankijken. Inge Molenaar biedt aan nog een keer met het team door te praten over hoe ze hun autonomie zo goed mogelijk kunnen bewaren bij de inzet van het programma. Berens: “Wij zijn blij dat we de mogelijkheid kregen om met de Ethiek Adviesraad in gesprek te gaan. Het motiveert ons om verder te gaan met het doordacht opzetten  van een gezonde en verantwoorde digitale leeromgeving.”

De inzet van ICT in het onderwijs groeit. De mogelijkheden lijken eindeloos. Maar zit er ook een keerzijde aan dit toenemende gebruik? Welke ethische dilemma’s of vraagstukken signaleren scholen? En hoe kunnen experts ze hierbij helpen? Dit artikel is de eerste in een serie waarin leraren, schoolleiders en bestuurders hun observaties delen en in gesprek gaan met experts op het gebied van technologie en ethiek. Een gesprek waar ICT, waarden en goed onderwijs bij elkaar komen. 

De Ethiek Adviesraad kent een wisselende samenstelling. Tijdens deze bijeenkomst waren de volgende leden aanwezig: Cok Bakker (Universiteit Utrecht), Tom Demeyer (Waag), José van Dijck (Universiteit Utrecht), Bart Karstens (Rathenau Instituut), Inge Molenaar (Radboud Universiteit), Pedro De Bruyckere (Hogeschool Gent/Universiteit Leiden).

Namens ’t Blokhuus: Brigit van Altena, Jos Berens, Jamilla van Dasselaar, Marwin van Diemen, Lucilla Duijst, Coby Huijskes en José Wuijster.

Verder waren aanwezig: Toine Maes (Kennisnet), Erwin Bomas (Kennisnet), Remco Pijpers (Kennisnet), Anouk Folstar (PO-Raad), Stijn Temmen (PO-Raad), Marijne Tesser (PO-Raad).

Onze professionals staan voor je klaar

Stel je vraag of zoek een opleiding

Contact met de Juridische Helpdesk

Heb je een juridisch vraag? Als lid van de PO-Raad kun je via de pagina van de Juridische helpdesk je vraag stellen op Mijn PO-Raad (na het inloggen in het ledenportaal).

Voor dringende vragen bel met 030 - 31 00 933. We zijn bereikbaar op werkdagen tussen 09.00 – 12.00 uur.

Helpdesk 2 mensen praten