Interview

'Ik voel me goed bij de verantwoordelijkheid die we als team dragen'

Hoe beleven leraren zelf het werken in een onderwijsteam? Welk effect heeft het op hun werkgeluk en op de leerlingen? Edine Oosterhof, leraar van groep 6 en 7 bij de Anne Frankschool deelt haar ervaring met TAO in de praktijk. 

Op de Anne Frankschool, onderdeel van het cluster van Gaby de Jongh, hebben de onderbouw, middenbouw en bovenbouw een eigen onderwijsteam. Edine Oosterhof zit met zes andere leraren in het bovenbouwteam en straalt als ze daarover vertelt. “Als je gelukkig bent met je werk voelt de werkdruk automatisch lager. Dat is zeker het geval in mijn onderwijsteam. We steunen elkaar, vragen makkelijk om hulp, hebben een appgroep voor kort overleg en zetten collegiale consultatie in. Dat betekent dat we regelmatig bij elkaar in de klas kijken en ideeën van elkaar overnemen”, legt ze uit.

“We willen allemaal het beste voor onze leerlingen, dus we staan open voor feedback en zijn altijd bezig met het verhogen van de onderwijskwaliteit. Vergaderingen zijn daarom inhoudelijk en efficiënt. We besteden tijd aan intervisie en evaluatie, maar we hebben het bewust nauwelijks over praktische zaken als de aanpak van verjaardagen en feestdagen. Dat stemmen we tussendoor wel af.”

Als team verantwoordelijk

Oosterhof vindt de zelfsturing in een TAO heel prettig. “Natuurlijk zijn er ook leraren die beter functioneren als een schoolleider of bouwcoördinator de leiding neemt, maar ik – en ik vermoed het merendeel van de leraren – houd niet zo van een hiërarchische organisatie. Ik voel me goed bij de verantwoordelijkheid die we met het hele team dragen en bij de vrijheid om zelf beslissingen te nemen, zoals het maken van de roosters, het bedenken van de weektaken en het kiezen of aanpassen van methodes. Ook tijdens de coronacrisis bepaalde elk onderwijsteam zelf een passende aanpak. Dat ging vlot en makkelijk. Je schakelt gewoon veel sneller met een paar mensen dan met een grote groep. Bovendien hoef je niet te wachten tot de schoolleider een plan heeft bedacht, maar kun je meteen in actie komen.”

Niet alleen leraren, maar ook leerlingen hebben baat bij de intensieve samenwerking in het onderwijsteam, denkt Oosterhof. “Doordat we vaak groepsdoorbroken werken, komen zij in aanraking met leraren en kinderen uit andere groepen, wat erg leerzaam is. Verder hebben we veel aandacht voor de talenten van leerlingen en leraren. Zo geeft een collega die vroeger geschiedenisleraar op een middelbare school was in meerdere bovenbouwgroepen les, omdat hij dat vak geweldig kan overbrengen. En als wij zien dat sommige leerlingen al heel ver zijn in een methode, zoals begrijpend lezen, mogen ze meedoen in een hogere groep. Onze continue afstemming over de leerlingen in de bovenbouw, die wij ook allemaal kennen, heeft zeker een positieve invloed op hun ontwikkeling.”

In haar onderwijsteam neemt iedereen afwisselend de rol van procesbegeleider op zich. Om dit te leren, hebben alle leraren de opleiding aan de Marnix Academie gevolgd. “We weten nu beter hoe we collectief de verantwoordelijkheid kunnen nemen, het proces kunnen bewaken en elkaar kunnen aanspreken. Hoewel we voor elke vergadering één procesbegeleider aanwijzen, houdt in de praktijk iedereen in de gaten dat het niet te lang duurt, we niet afdwalen, iedereen aan bod komt en we snel knopen doorhakken. Ik denk dat het bij ons zo soepel loopt, omdat we allemaal een andere rol hebben binnen het team. Daar kwamen we tijdens de opleiding achter doordat we aan de slag gingen met de negen teamrollen van Belbin. We blijken elkaar goed aan te vullen.”

Valkuilen

Een valkuil van het werken in onderwijsteams vindt Oosterhof de ‘eilandjes’ die kunnen ontstaan als er weinig contact is met andere teams. “Het is belangrijk om verbinding met elkaar te blijven zoeken, want je bent gezamenlijk verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit van de school. Daarom overlegt een afvaardiging uit elk team maandelijks met de schoolleider. In dat gesprek wisselen zij ervaringen, inzichten en ideeën uit. Ik merk dat die bijeenkomsten inspirerend werken. Ook als dingen minder goed lopen, kun je dat in de groep gooien. Dan geven de anderen tips of ze stellen voor om eens bij een teamoverleg aan te schuiven.”

Als tweede mogelijke valkuil noemt ze wisselingen binnen de teams: “Als er een nieuwe leraar bij komt, moet je hem of haar wel op de rijdende trein meenemen. Soms ben je al zo goed op elkaar ingespeeld dat het voor een nieuwe collega lastig is om bij te benen. Ook werken veel leraren parttime. Dat betekent dat de samenstelling van een team elke dag wisselt. Daar moet je goede afspraken over maken. Als iemand niet bij een overleg is, neemt de rest dan besluiten zonder hem of haar? En hoe zorg je er als team voor dat iedereen van alle ontwikkelingen en besluiten op de hoogte blijft? Omdat wij ons bewust zijn van eventuele valkuilen en door de open cultuur op tijd aan de bel trekken, blijft het onderlinge contact gelukkig goed en voelt iedereen zich gezien. Ik ben echt trots op hoe ons team het doet en zou niet meer terug willen naar de traditionele manier van werken.”