Interview

‘Onderwijskwaliteit’ krijgt steeds een nieuwe invulling

Als je terugkijkt naar hoe het begrip onderwijskwaliteit zich heeft ontwikkeld, zie je dat de visie hierop door de jaren heen steeds is veranderd. Het is een politiek concept, zegt prof. dr. Eddie Denessen: als samenleving moeten we het eens zien te worden over wat kwaliteit is. Onderwijsadviseur Ellen Tomberg voorspelt dat de inspectie nog meer toezicht op maat zal gaan houden en de rol van kritische vriend verder zal uitbouwen.
 

‘Onderwijskwaliteit is een politiek concept’

“Kwaliteit van onderwijs is eigenlijk een heel politiek concept. innen de democratie moeten we het als samenleving over de invulling hiervan eens zien te worden. Als overheid stuur je op onderwijskwaliteit door de doelen van het onderwijs te formuleren in de wet. Als onderwijsinstelling kun je nadenken over hoe je dat invult, vanuit jouw pedagogische visie. Visieteksten, schoolplannen, overheidsdocumenten: daarmee moeten we het doen. En met het inspectie kader, dat kijkt naar bepaalde kenmerken van kwaliteit. Het inspectiekader is een uitvloeisel van wat wij als democratie onder kwaliteit verstaan. De overheid stuurt de inspectie aan om daarnaar te kijken.”

Differentiëren vergroot verschillen

“Het differentiëren is lang als een kwaliteitskenmerk gezien, maar gaandeweg zien we dat dit ook negatieve kanten heeft. Je maakt namelijk ook verschil tussen leerlingen van verschillende sociaal-culturele en sociaal-economische achtergronden. In het vmbo zitten veel kinderen van laagopgeleide ouders. Zij krijgen onderwijs dat zogenaamd bij hun niveau past. Daarmee krijgen ze ook te weinig uitdaging en mogelijkheden om zich te ontwikkelen naar een hoger niveau. Uit onderzoek blijkt dat het werken in niveaugroepen verschillen vergroot. In niveaugroepen ontstaan allerlei mechanismen. Het onderwijs in de laagste groep is minder uitdagend, kinderen leren minder van elkaar, het is een stroom waar ze niet uit komen. Mettertijd worden de verschillen tussen de niveaugroepen steeds groter. Kinderen zitten uiteindelijk gevangen in hun eigen stroom. Dit is één van de verklaringen voor de toegenomen kansenongelijkheid in het onderwijs. We stoppen kinderen te snel weg in bepaalde groepjes. In landen waar ze dat later doen, zie je veel meer mobiliteit.”

Wisselende groepjes

“We moeten veel flexibeler omgaan met verschillen tussen leerlingen. Laat ze niet alles in hetzelfde groepje doen. Maak van zo’n groepje geen sociale entiteit, want zo creëer je segregatie. Leerlingen werken voor een bepaalde taak in een groepje en daarna bestaat dat groepje niet meer. De leerkracht hoeft ook niet bij elke taak te bepalen wie in welk groepje hoort. Uit onderzoek blijkt dat leerkrachten niet goed in staat zijn om het niveau van leerlingen te bepalen; daarbij spelen allerlei vooroordelen mee. Laat het differentiëren maar wat meer aan leerlingen zelf over. En blijf discussiëren over onderwijskwaliteit. Dan blijft het ook een onderwerp voor de onderwijspolitiek. We zullen het hier als samenleving nooit over eens zijn. Heb ook oog voor de negatieve effecten van wat jij denkt dat goed onderwijs is. Alle vormen van onderwijs hebben voor- en nadelen. Nadelen kunnen bijvoorbeeld te maken hebben met het cognitieve functioneren van leerlingen, sociale vaardigheden, maatschappelijke effecten. Goed onderwijs is een heilige graal die we nooit zullen vinden. Maar we moeten hier wel naar blijven zoeken.”

'Aandacht voor kwaliteit’ zag er steeds anders uit

Het begrip ‘onderwijskwaliteit’ bestaat nog niet eens zo lang. Pas begin jaren tachtig gingen adviesorganen van de toenmalige minister op zoek naar wat dit zou kunnen inhouden en hoe de overheid dit zou kunnen stimuleren. De toenmalige wetten draaiden om ‘deugdelijkheid van onderwijs’ en regelden vooral procesvoorschriften. Eind jaren zestig verschoof de balans van volgend onderwijs beleid naar een meer sturend, door de sociale wetenschappen ondersteund onderwijsbeleid. Zo werd in 1968 de Mammoetwet ingevoerd. Midden jaren ’70 werden maatschappelijke thema’s gepolitiseerd, zoals: ‘gelijke kansen in het onderwijs’.

Effectiviteit

In mei 1988 verscheen de notitie ‘De school op weg naar 2000. Een besturingsfilosofie voor de negentiger jaren’, onder onderwijsminister Wim Deetman. De overheid ging zich meer richten op de effectiviteit van beleidsmaatregelen. De onderwijskwaliteit werd gestimuleerd met outputfinanciering en wettelijk vastgelegde eindtermen/ kerndoelen. Pas in 1998 verscheen de eerste kwaliteitswet in de Staatscourant. Kwaliteitszorg werd wettelijk verplicht en er kwamen voorschriften voor het schoolplan, de schoolgids en de klachtenregeling voor ouders. Tussen 1988 en 1998 overlegden kabinetten veelvuldig met de onderwijsorganisaties over de marges waarbinnen overheid en scholen zich konden bewegen. Het ‘Schevenings Akkoord’ (november 1992) bevatte ‘richtinggevende uitspraken’ tussen overheid en onderwijsveld.

Proportionaliteit

Het debat over onderwijskwaliteit leidde tot aanpassing van inspectietoezicht. Het extern toezicht veranderde op deze punten:

  • aanspreekpunt (eerst schooldirecteur, nu schoolbestuur),
  • taken van de inspectie (toezicht en wel/geen adviseur van de school)
  • focus van toezicht (gesegmenteerd/deelonderzoeken/ integraal, en: gericht op onderpresteren/excellentie).

Met de Wet Onderwijs Toezicht (2002) wijzigde de taak van de inspectie. Nieuw was bijvoorbeeld het proportionaliteitsprincipe. Bij het risicogestuurd extern toezicht combineren inspectie en accountantsdienst hun waarnemingen om nog beter zicht te hebben op mogelijke risico’s. De overheid intensiveerde geleidelijk haar betrokkenheid op het gebied van onderwijskwaliteit.

De bovenstaande tekst is een ingekorte versie van een artikel door Harm Klifman. 

‘De rol van kritische vriend wordt steeds belangrijker'

‘‘Voorheen kon de inspectie nog wel eens iets vinden waarbij je dacht: past dit wel bij jullie opdracht? Die opdracht is nu, door de splitsing in twee functies, veel duidelijker geworden. De inspectie waarborgt allereerst de basiskwaliteit. Is datgene waar de wetgeving om vraagt, ook zichtbaar op de scholen? Daarbij spreken de inspecteurs nu eerst het schoolbestuur aan op zijn verantwoordelijkheid. Vervolgens toetsen inspecteurs dat op de verschillende scholen. Ze halen als het ware een prikker door de organisatie en kijken bij alle lagen of daar hetzelfde verhaal wordt verteld. "

"De tweede taak van de inspectie is het stimuleren van scholen om eigen ambities te formuleren. De inspectie helpt hen vooruit en stelt een mogelijke volgende stap voor. In deze rol is de inspectie een kritische vriend die jou kritisch bevraagt en vooruithelpt. Dat zorgt voor een heel ander gesprek. Ik verwacht dat de inspectie nog veel meer toezicht op maat gaat doen. Bij scholen die voldoen aan de deugdelijkheidseisen, zal de rol van kritische vriend nog veel groter worden. De inspectie zal ook nog sterker gaan kijken naar hoe de school kinderen vormt als persoon. De vraag is: welke norm gebruik je daarbij? Ik denk dat díe discussie vaker gevoerd gaat worden."

Dit artikel is eerder gepubliceerd in de podium special van februari 2020.

Onze professionals staan voor je klaar

Stel je vraag of zoek een opleiding

Contact met de Juridische Helpdesk

Heb je een juridisch vraag? Als lid van de PO-Raad kun je via de pagina van de Juridische helpdesk je vraag stellen op Mijn PO-Raad (na het inloggen in het ledenportaal).

Voor dringende vragen bel met 030 - 31 00 933. We zijn bereikbaar op werkdagen tussen 09.00 – 12.00 uur.

Helpdesk 2 mensen praten