Interview

Onderzoek naar effectieve inzet van onderwijsassistenten voor minder werkdruk en meer werkgeluk

Hoe kunnen basisscholen met behulp van taakdifferentiatie in teams en de inzet van onderwijsassistenten omgaan met de hoge werkdruk en het lerarentekort? En welke (HRM-)tools kunnen scholen inzetten om de werkdruk te verlagen, terwijl de onderwijskwaliteit wordt behouden? Deze kernvragen staan centraal in het onderzoek van Wageningen University en Tilburg University. In maart 2021 worden de resultaten bekendgemaakt, maar onderzoekers Aniek Draaisma, Nienke Woldman en Piety Runhaar kunnen al een tipje van de sluier oplichten. Ook geven ze vast wat adviezen voor de praktijk.

“De grootste uitdaging in het basisonderwijs blijft het toenemende lerarentekort en de werkdruk die leraren ervaren. Ontwikkelingen als de veranderende leerlingpopulatie door passend onderwijs, digitalisering en de vraag om opbrengstgericht te werken spelen hierin een grote rol. Scholen zoeken naar manieren om het onderwijs anders te organiseren, zodat zij goed kunnen inspelen op deze uitdagingen. Dat was voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de aanleiding om ons dit onderzoek te laten doen”, vertelt onderzoeker Piety Runhaar van Wageningen University.

Onderzoeksvraag

Met het onderzoek willen Draaisma, Woldman en Runhaar antwoord geven op de vraag in hoeverre, op welke manier en onder welke voorwaarden de inzet van onderwijsassistenten en taakdifferentiatie kunnen bijdragen aan het terugdringen van het lerarentekort, het reduceren van werkdruk en verzuim, het verhogen van werkplezier en het gelijk houden of verhogen van de onderwijskwaliteit.

Fases onderzoek:

  • Fase 1: Literatuurstudie naar de effecten en succesfactoren van de inzet van onderwijsassistenten en taakdifferentiatie (voorjaar 2019 – voorjaar 2020)
  • Fase 2: Oriënterende interviews met leraren, schoolleiders, onderzoekers, beleidsmedewerkers en andere betrokkenen (voorjaar 2019 – voorjaar 2020)
  • Fase 3: Surveystudie naar concrete praktijken (najaar 2020)
  • Fase 4: Casestudie naar zes goede voorbeelden (najaar 2020)
  • Fase 5: Uitkomsten van het onderzoek delen, onder andere in een toolkit die scholen kunnen gebruiken bij het anders organiseren van het onderwijs (voorjaar 2021)

Minder werkdruk door onderwijsassistenten

De literatuurstudie waarmee het onderzoek startte, leverde interessante inzichten op. Zo komt hieruit naar voren dat leraren inderdaad minder werkdruk ervaren door de inzet van onderwijsassistenten. De assistenten nemen ondersteunende werkzaamheden over, zodat leraren meer tijd hebben voor andere taken. “Ook de onderwijsassistenten blijken vaak tevreden over hun werk. Met name over de taakverdeling tussen de leraren en henzelf”, zegt onderzoeker Aniek Draaisma van Wageningen University.

Het is belangrijk om taken vooraf af te bakenen, de rol van de assistenten in het team en de klas te bespreken, ook voor de lange termijn, en te kijken welke ontwikkelbehoefte zij hebben. Het is aan de schoolleiding om dit te inventariseren en te faciliteren.

Voor een goede samenwerking tussen leraren en onderwijsassistenten moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan, blijkt uit de literatuur. Draaisma: “Het is belangrijk om taken vooraf af te bakenen, de rol van de assistenten in het team en de klas te bespreken, ook voor de lange termijn, en te kijken welke ontwikkelbehoefte zij hebben. Het is aan de schoolleiding om dit te inventariseren en te faciliteren. Op die manier worden de assistenten volwaardige leden van het onderwijsteam. Ook is het belangrijk om tegengestelde verwachtingen te voorkomen door regelmatig te overleggen over de onderlinge taakverdeling en rollen. Als dat niet gebeurt en de samenwerking niet soepel loopt, kunnen leraren en onderwijsassistenten juist meer werkdruk ervaren.”

Taakdifferentiatie zorgt voor kwaliteit en werkgeluk

Een duidelijke taak- en rolbeschrijving heeft niet alleen een positieve invloed op leraren en onderwijsassistenten, maar op de hele schoolorganisatie en de leerlingen, stelt Draaisma. “Als teamleden gespecialiseerd zijn in een bepaalde rol of inhoud en actief samenwerken, dan leidt dat bijvoorbeeld tot meer aandacht voor individuele leerlingen of groepen met specifieke behoeftes. Dat komt de kwaliteit van het onderwijs ten goede. Net als het werkgeluk van teamleden. Als zij werk doen dat bij hun persoonlijke interesses en kwaliteiten past, krijgen ze meer energie en zijn ze gemotiveerder dan wanneer taken opgelegd worden. Bovendien krijgen ze voor hun specialisatie meer erkenning en waardering van collega’s.”

Door meer werkgeluk wordt er minder werkdruk ervaren, denkt Draaisma. “Eén van onze theoretische uitgangspunten in het onderzoek is dat werkdruk deels een persoonlijke ervaring is. Veel leraren vinden werkdruk niet zo erg, zolang er maar genoeg positieve dingen tegenover staan. Dat komt ook steeds in de interviews naar voren. Wat de reden voor de werkdruk ook is – geïnterviewden noemden bijvoorbeeld het tekort aan leraren, te weinig uren om na te denken en te discussiëren over onderwijs en te weinig uitdaging binnen het werk – deze voelt minder belastend naarmate de leraren en onderwijsassistenten meer eigenaarschap en werkplezier ervaren.”

Belang van een langetermijnvisie

In het najaar van 2019 hebben de onderzoekers diverse betrokkenen geïnterviewd. Van schoolleiders, leraren en onderwijsassistenten tot coördinatoren en studenten van opleidingen, onderzoekers en beleidsmedewerkers van de PO-Raad. “Allemaal blijken ze voorstander van de inzet van onderwijsassistenten en taakdifferentiatie. Ze zijn ervan overtuigd dat het bijdraagt aan verlaging van de werkdruk en verhoging van het werkplezier, mits er een gedegen langetermijnvisie aan ten grondslag ligt. En daar ontbreekt het volgens hen vaak aan”, zegt Runhaar.

“De geïnterviewden vertellen dat er nog te incidenteel gebruik gemaakt wordt van onderwijsassistenten en taakdifferentiatie. Dat is ook wat recent onderzoek naar de implementatie van strategisch personeelsbeleid in het primair onderwijs door de onderzoekers van Rijksuniversiteit Groningen laat zien. Scholen proberen met taakdifferentiatie en de inzet van onderwijsassistenten problemen op de korte termijn op te lossen. Er is vaak geen duidelijk beleid geformuleerd voor de verdeling van de taken en rollen. Dit geldt niet alleen voor de leraren en onderwijsassistenten zelf, maar ook voor de andere teamleden, zoals ICT-deskundigen, zijinstromers, academische- en vakleraren en pedagogisch medewerkers. Het is voor iedereen gissen welke taken bij wie horen. Als dat niet helder is, wordt het lastig om een personeelsbeleid te definiëren dat kan bijdragen aan het bereiken van de ambities en doelen van scholen.”

Effecten van teamgericht HR-beleid

Om tot een effectieve inzet van onderwijsassistenten en taakdifferentiatie te komen, zouden scholen ‘teamgericht Human Resources Managementbeleid’ kunnen invoeren, adviseert Runhaar. “Dit houdt in dat je niet de individuele medewerker, maar het onderwijsteam als uitgangspunt neemt in het personeelsbeleid. Hiermee stimuleer je intensief samenwerken en teamleren. Bij de werving en selectie van een nieuwe leraar of onderwijsassistent denk je bijvoorbeeld na over vragen als: voor welke rol en taken zoeken we iemand? Wat hebben we al in huis, en wie zou een mooie aanvulling zijn? Hebben we een doener nodig of juist een creatieve denker?“

“We nemen teamgericht HR-beleid mee in de vragenlijst die we binnenkort uitzetten en in het onderzoeken van concrete voorbeelden. Zo komen we erachter in hoeverre scholen hier al mee werken en welke aspecten ervan bijdragen aan de vermindering van de werkdruk. In de literatuur is daar weinig over te vinden”, vult Draaisma aan.

“Op basis van de literatuurstudie denken wij dat het voor scholen belangrijk is om te inventariseren welke sterke punten teamleden hebben en wat hun loopbaanwensen zijn. Het is goed om iedereen te betrekken bij HRM. Nu wordt een nieuwe medewerker vaak door het management aangenomen, maar zou het niet beter zijn om het onderwijsteam en zelfs leerlingen invloed te geven op deze beslissing? In het mbo komen sollicitanten bijvoorbeeld weleens oefenlessen geven om te ontdekken of er een klik is met de studenten.”

Op basis van de literatuurstudie denken wij dat het voor scholen belangrijk is om te inventariseren welke sterke punten teamleden hebben en wat hun loopbaanwensen zijn. Het is goed om iedereen te betrekken bij HRM.

Toolkit voor scholen

Om scholen te helpen bij het vormgeven van teamgericht HR-beleid en het realiseren van een langetermijnvisie, ontwikkelen de onderzoekers een webapplicatie met daarin een toolkit. “In het voorjaar van 2021 is de toolkit klaar voor gebruik. De precieze inhoud kunnen we pas bepalen als de resultaten van alle onderzoeksfases binnen zijn, maar we denken aan  twee onderdelen. Met deel één willen we scholen helpen bij taakdifferentiatie en de inzet van onderwijsassistenten. Met deel twee geven we handvatten en inspiratie op het gebied van HR-beleid”, licht Draaisma toe.

“Uit de interviews blijkt dat de theorie over teamgericht HR-beleid en taakdifferentiatie scholen aanspreekt, maar dat ze niet altijd weten hoe zij het in de praktijk voor zich moeten zien. Daarom zijn we van plan om in de toolkit voorbeelden te geven. Ook willen we links delen naar handige instrumenten en naar organisaties die interessante informatie bieden. Daarnaast zal de toolkit een soort scan bevatten. Leraren kunnen inloggen en individueel of met collega’s vragenlijsten invullen die inzicht geven in de sterke punten en verbeterpunten binnen een team.”

De toolkit geeft bewust geen blauwdruk van ‘de beste aanpak’, maar wel handreikingen  waarmee scholen zelf aan de slag kunnen. “Wat in de praktijk wel en niet goed werkt, verschilt per school. Daarom geeft de toolkit aanbevelingen op maat, op basis van de scores die uit de ingevulde vragenlijsten rollen. We verwachten dat de schoolleiding en medewerkers daarover met elkaar in gesprek gaan. Waar staan we nu en waar willen we naartoe? Welke stappen moeten we daarvoor nemen? In de toolkit vinden ze ook een format waarmee zij makkelijk een plan van aanpak kunnen maken voor zowel taakdifferentiatie in het team en de inzet van onderwijsassistenten als strategisch en teamgericht HR-beleid.”

Zelf aan de slag?

Op basis van de literatuurstudie en de ervaringsinterviews doen de onderzoekers enkele voorzichtige aanbevelingen voor de effectieve inzet van onderwijsassistenten en taakdifferentiatie. Wil je zelf een bijdrage leveren aan het onderzoek van Draaisma, Woldman en Runhaar? Dat kan: bijvoorbeeld door het invullen van deze vragenlijst. 

Het volledige projectteam van het onderzoek Anders Organiseren in Primair Onderwijsteams bestaat naast Aniek Draaisma, Nienke Woldman en Piety Runhaar, nog uit Perry den Brok en Marianne van Woerkom.